zondag, november 16, 2025

De hypocrisie van de “joods-christelijke beschaving”

 Michael Srba-Deywicz  

Wanneer de bezorgde westerse politici vandaag de dag plechtig verwijzen naar “onze joods-christelijke wortels”, voel ik vooral verontwaardiging: het is een belediging verpakt als lofrede. Welke “beschaving” bedoelen zij eigenlijk? Die van kerkvaders die de Jood tot uitgerekend 'christusdoder' verklaarden? Die van vorsten, die pogroms en uitwijzingen organiseerden? Of die van schrijvers en kunstenaars die de jood in hun meesterwerken verachtten en bespotten? De term “joods-christelijk” is niet alleen een historische leugen, maar ook een cynische poging om Europa’s eigen antisemitische erfgoed wit te wassen.

Tweeduizend jaar lang was Europa niet “joods-christelijk” maar apert anti-Joods. De befaamde inquisitie, de kruistochten, de getto’s en de pogroms waren geen incidenten, maar systemische elementen van onze Europese cultuur. De Franse historica Sophie Bessis wijst erop dat de Jood tot in de 19e eeuw gold als “oriëntaal”, met andere woorden: een buitenstaander in Europa. Pas na Auschwitz werd de Jood retorisch plots ingelijfd als medegrondlegger van de Europese beschaving. Dat was geen historisch inzicht, maar een schaamlap om de eigen misdaden zo veel mogelijk te verhullen.

Nog pijnlijker wordt de hypocrisie wanneer we beseffen dat antisemitisme niet alleen in preken en pamfletten (theologische of politiek) te vinden was, maar ook in de rijke canon van de Europese literatuur: In Frankrijk schetsten gevierde schrijvers als Guy de Maupassant en Alphonse Daudet gierige, karikaturale joodse personages. Het antisemitische cliché van de joodse geldwolf werd in romans net zo vanzelfsprekend herhaald als in politieke pamfletten. Édouard Drumont’s bestseller La France juive (1886) – half pamflet, half literatuur – gaf notabene de Dreyfus-affaire haar culturele bedding.

In Duitsland schreef componist Richard Wagner zijn beruchte traktaat Das Judenthum in der Musik (1850/1869), waarin hij Joden als een parasitaire kracht in de kunst neerzette. In Rusland karikaturiseerde Nikolaj Gogol in Taras Bulba (1842) de jood als laffe verrader en woekeraar, terwijl Dostojevski in zijn Dagboek van een schrijver (1873–1881) openlijk antisemitische complottheorieën verspreidde.

In Engeland maakte Charles Dickens van Fagin in Oliver Twist (1837–1839) een beruchte antisemitische karikatuur; hij werd overal “the Jew” genoemd (Leavis, 1970). Maar zelfs tot in de 20e eeuw klonk het nog door: T.S. Eliot liet in gedichten als Burbank with a Baedeker: Bleistein with a Cigar (1919) het antisemitisch stereotype voortleven.

Wie dus beweert dat de Europese beschaving “joods-christelijk” zou zijn, miskent dat dezelfde beschaving haar grootste literaire stemmen eeuwenlang liet bijdragen aan het vijandbeeld van de Jood.

De ironie is dat de plotselinge “liefde” voor joodse wortels de facto nauwelijks iets met respect te maken heeft. “Joods-christelijk” dient vandaag vooral om een nieuwe vijand te kunnen markeren: de islam. Europa dat eeuwenlang Joden vervolgde, gebruikt nu de Jood als alibi om moslims als groep buiten te sluiten. Ironisch genoeg, was historisch gezien antisemitisme in de islamitische wereld minder geprononceerd en structureel dan in Europa. Het is een perverse omkering: de Jood, eeuwenlang slachtoffer van christelijke haat, wordt plots maar al te graag als een knuffel-mascotte gebruikt om moslims tot buitenstaanders te verklaren.

Ook Israël heeft de term dankbaar omarmd. Herzl zelf schreef al dat een joodse staat een “muur tegen Azië” zou zijn. Israëlische leiders nog steeds presenteren hun land nu als voorpost van de “joods-christelijke beschaving”. Daarmee verkrijgen ze westerse weliswaar steun, maar verhullen ze tegelijk dat het jodendom historisch net zo goed oosterse wortels heeft — en dat Mizrahi-Joden thans binnen Israël zelf vaak gediscrimineerd worden — inderdaad, tot op de dag van vandaag zelfs!

De term “joods-christelijk” blijft dus een belediging. Het ontkent tweeduizend jaar antisemitisme, verhult dat Europa’s eigen cultuur doordrenkt was van haat tegen joden, en zet tegelijk de islam buiten spel. Voor een Jood, die deze geschiedenis gedegen kent, klinkt deze retoriek als een uiterst wrange grap. Wie werkelijk respect heeft voor geschiedenis en diversiteit, zou deze uiterst kromme ideologische karikatuur voorgoed moeten laten varen. Het is een pure fictie!


Bronnen

  • Bessis, S. (2021). La civilisation judéo-chrétienne: anatomie d’une imposture. Paris: Albin Michel.
  • Bloom, H. (2003). T.S. Eliot. New York: Chelsea House.
  • Drumont, É. (1886). La France juive. Paris: C. Marpon et E. Flammarion.
  • Frank, J. (2003). Dostoevsky: The Mantle of the Prophet, 1871–1881. Princeton University Press.
  • Herzl, T. (1988). Der Judenstaat (Oorspr. 1896). München: DTV.
  • Leavis, F. R. (1970). Dickens the Novelist. London: Chatto & Windus.
  • Marrus, M. (1971). The Politics of Assimilation: The French Jewish Community at the Time of the Dreyfus Affair. Oxford University Press.
  • Stillman, N. (1979). The Jews of Arab Lands: A History and Source Book. Philadelphia: Jewish Publication Society.
  • Wagner, R. (1995). Das Judenthum in der Musik. Leipzig: Reclam. (Oorspr. 1850/1869).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De hypocrisie van de “joods-christelijke beschaving”

  Michael Srba-Deywicz   Wanneer de bezorgde westerse politici vandaag de dag plechtig verwijzen naar “onze joods-christelijke wortels”, voe...